#DELEVEN

Welkom op de "Finn enzo" pagina van Huis van Joost. Vaak weet ik zelf niet eens hoe het met me gaat.  Door het op te schrijven hoop ik te kunnen onthouden hoe ik me het afgelopen jaar heb gevoeld.

Week 2

Er zijn precies twee weken voorbij sinds jij er niet meer bent. Het is gek dat je zo dichtbij voelt en toch verder weg dan ooit. Ik wil je tot leven dromen. Elke woord die je ooit hebt gezegd leg ik op een weegschaal in mijn hoofd en meet daaraan de waarde af. Hield je net zoveel van mij? Ben ik een goede moeder geweest ondanks alles wat ik fout heb gedaan. Heb ik wel vaak genoeg gezegd dat ik blij met je was?

Dat zou ik willen zeggen. Dat ondanks wat ik fout heb gedaan jij toch zo'n mooi mens bent geworden.

Ik wil je zien in de zonnestralen van de opkomende zon maar ik voel het niet. De dagen kruipen voorbij.

Bij elke jongvolwassene denk ik dat jij eraan komt lopen. Dat slaat mijn hart heel even over van geluk.Je bent het alleen nooit. Het voelt alsof ik met mijn hart buiten mijn lichaam loop en dat ik in een nieuwe wereld leef waar niets hetzelfde is. Want wat vind ik nog maar leuk?

Ik mis dat je nooit meer zegt " Dag allerliefste mama" En ik mis je in alles dat we nooit meer samen kunnen doen. Ik ben uiterlijk hetzelfde persoon maar toch ben ik iemand anders geworden.
Ik ben de hele dag moe en in de nacht kan ik niet slapen.
Ik weet ook niet of ik dit kan, maar ik houd me vast dat ik niet de eerste ben en ook niet de laatste moeder die haar kind verliest.

Later, zal het wennen. Later wordt t misschien anders. Beter misschien maar nu nog niet.

Week 2 - Naar het werk

Wat doe je hier?" Mijn collega kijkt me aan en ik haal mijn schouders op. Ik weet ook niet wat ik hier doe.
Maar ik weet wel dat het allemaal mensen zijn die ik graag zie. Tegen wie ik kan zeggen dat ik me kut voel zonder dat ik rekening hoef te houden met andere gevoelens.
Om eerlijk te zijn weet ik überhaupt niet wat ik in deze nachtmerrie doe.

Ik wil een handboek met opdrachten die ik af kan werken en dat dan alles weer goed is. Dat ik een sticker en een krul krijg en dat Finn dan terug is.

Ik wil me zoals drie weken geleden voelen. Toen ik blij werd van kleine dingen. Nu haat ik alles. Ik haat huis waarin ik aan Finn moet denken. Ik haat de watermeloen die ik de ijskast ligt te wachten tot ze terugkomt en ik haat wie ik zelf ben geworden. Iemand die moe is nog voor ze op is gestaan.

Ik voel me kwetsbaar en bang voor het leven. Zelfs als ik een rondje ga lopen ben ik bang dat ik opeens ga huilen.
Het is alsof het lichtje in mijn hart is uitgegaan en ik heb geen idee meer hoe ik die weer aan krijg.

Mijn collega zegt " je hebt je aangekleed. En dat is genoeg." Ja, misschien heeft ze gelijk en is dit voor vandaag genoeg.

Week 3

"Het is nu al drie weken geleden en ik slaap niet. Het ergste is, ik voel het helemaal niets. Binnenin mij is het stil. Ik heb zelfs het gevoel dat ik geen gesprek meer kan voeren. Alsof er meel in mijn mond zit." De dokter kijkt me begripvol aan. "Weet je wanneer ik iets voel? Als ik onder een ijskoude douche sta, dat ik het enige moment dat ik voel dat ik nog leef." De dokter schrijft iets op.

" En ik doe dingen he? Ik ga naar buiten, ik drink koffie maar ik voel niets. Totaal niets. Vind je me gek?" De dokter schudt haar hoofd. "Daar ga ik niet over maar je gedrag vind ik niet gek."
Ik haat dat ze zulke dingen verstandige dingen zegt.

"Ik wil weer werken en lachen met mensen. Gewoon zijn of ik wil een nieuw leven." Ze schuift het papiertje waar ze net op zat te schrijven naar me toe.
"Hier, medicatie voor je." Ik frommel t papiertje tot een propje.
" En weet je, je bent gewoon. Je moet t gewoon wat tijd geven."
Boos ga ik staan. Ik heb het al 21 dagen de tijd gegeven en nog steeds voelt het alsof ik buiten de maatschappij leef. Ik huil in de Albert Heijn en ik ben chagrijnig op iedereen en vooral op mezelf. Waar is mijn positieve blik op het leven gebleven?
Ik schuif mijn stoel aan en net als ik, zonder doei te zeggen, weg wil gaan hoor ik haar stem.

" Je wilde toch een nieuw leven?" Ik knik met mijn hoofd." Dit is je nieuwe leven. Wen er maar aan."

Jij ontbreekt aan mij

"Je moet niet in het verleden leven." De man kijkt me aan en ik voel me niet eens boos meer. Ik weet dat mensen ook hun best doen en dat ze er alles aan willen doen zodat ik me beter voel. Maar met de dagen voel ik me slechter in plaats van beter. Meer dan ooit wil ik weglopen uit dit leven en nooit meer terug kijken naar wat ik had.

Hoe leg ik uit dat ik juist in het verleden wil leven. Want daar leeft Finn nog. Mijn toekomst, die ik zorgvuldig had uitgestippeld ,daar is de fundering onder het huis weggeslagen en is er geen ruimte meer voor Finn. Althans niet voor een levende Finn.
Wat rest is de puin die als puzzelstukjes door het overige gedeelte van het gezin verspreid liggen. En ik probeer ze bij elkaar te zoeken, maar waar moet ik beginnen?

Alles wat ik voor me zag, een grote tafel met kinderen en aanhang of het afstuderen komend jaar het is er allemaal niet meer. Geef mij het verleden maar.

Ik lees dat feestdagen het meeste pijn doen, maar ik mis juist de gewone dingen. Dat ik sap voor haar ga persen en dat ze zuchtend kreunt dat " ik haar leven verpest door er citroen bij te gooien" Of dat ze bij het weggaan zegt "Dag allerliefste memsie." De klank van haar stem herken ik nu alleen nog van filmpjes. Zeiden ze dat maar in die rouwboeken. Dat ik juist jaar stem en geur zou missen.

En er zijn nieuwe herinneringen die ik maak waar ze geen deel meer van uitmaakt en ik haat ze allemaal.
Het is nu vier weken geleden en ik doe mijn best mijn leven weer in elkaar te puzzelen. Ook omdat ik zie dat iedereen z'n best zo doet, vind ik ook dat ik het moet doen. Maar ik voel het niet. Ik wil gewoon nog heel lang heel hard huilen.

Soms vind ik een puzzelstukje tussen het puin en dan puzzel ik mezelf weer in elkaar maar ik blijf me voelen zoals een tweedehands puzzel die je op Koningsdag koopt. Je ziet het aan de buitenkant niet, maar heel vaak ontbreekt er 1 stukje. En dat missende stukje is altijd Finn. En juist het stukje wat er niet is dat valt altijd het meeste op. Hoe mooi de rest ook is.

Paniek

Sinds twee dagen begint mijn lijf begint te mopperen. Ik heb constant hoofdpijn en zodra ik wat eet begint mijn lichaam na een uur te kokhalzen.
Diep in mijn hart weet ik dat mijn lijf in protest komt. Want hoe lang wil ik doorgaan met doen alsof er nooit iets gebeurd is?
Ooit zal ik dat luikje in mijn hoofd waar heel groot Finn opgeschreven staat moeten openen.

Maar ik durf het niet. Want achter dat luikje zit de herinnering dat ik ongeschikt ben als moeder.
Ik heb keihard gefaald en krijg nooit meer een kans het over te doen. Want welke moeder laat d'r welpje achter als het op sterven ligt? Was mijn moedergevoel ook mee op vakantie?

Ik heb gelezen dat statistiek uitwijst dat kinderen die een broertje of zusje hebben verloren ongelukkiger zijn na het overlijden doordat de ouders hun 'vergaten' en dus voel ik de druk ze zoveel aandacht te geven dat ze er niet goed van worden.
Maar vandaag begin ik klein en ga alleen naar de winkel. Het kind is blij dat ie een keer niet mee moet en ik ben blij dat ik het aandurf 200 meter bij hem vandaan te zijn.
En dan opeens is het er weer.
Ik voel druk op mijn borst en de winkelschappen dansen voor mijn ogen.
"Straks is er iets met de andere kinderen en voel ik dat ook niet aan. " het zweet breekt me uit. Het is een vicieuze cirkel waar ik niet uitkom en paniekerig loop ik de winkel uit want ik heb buitenlucht nodig om te ademen.
Ik pak mijn telefoon en stuur een berichtje naar mijn zoon." leef je nog?" typ ik.
Drie seconden later appt hij terug. " Natuurlijk sukkel. Je hebt me twee minuten geleden nog gezien."
En ik denk, misschien komt het met mij niet goed. Maar hij is niets verandert. Met hem komt t vast goed. Hij valt buiten de statistiek.

Altijd wakker

Ik lig op mijn bed met mijn ogen dicht. Ik wil zoveel mogelijk slapen zodat ik Finn weer levend kan dromen. Maar ook deze nacht lukt t niet. Elke nacht zie ik alle uren van de klok totdat ik van ellende maar uit bed ga.
Ik denk aan de laatste maanden. Aan de sushi die we hebben gegeten en dat ze bij me op de bank lag. Waren we gelukkig?
Plots word ik overvallen door verdriet. Want hoe kon ik niet door hebben dat mijn kleine geluk van een maand geleden mijn grootste geluk was? Hoe kon ik zo achteloos omspringen met het dagelijkse leven dat ik binnen handbereik had.
Opeens raak ik in paniek. Want waarom herinner ik me zo weinig van het leven voor Finns dood? Hadden we het fijn de laatste maanden? Ik weet het niet meer.
'S morgens komt een vriendin langs en zegt " Het is oneerlijk dat je Finn moet missen." En ik bedenk me dat er niets rechtvaardiger is dan de dood. De dood kijkt niet naar afkomst of de plek waar je woont. Iedereen is ooit een keer aan de beurt.
1Ik zeg het maar niet want iedereen maakt zich de hele tijd zorgen om me. En bovendien ben ik nergens meer zeker van.
Behalve de zekerheid dat ik vanavond weer wakker lig.

6 weken verder

Het is nu 6 weken geleden dat ik je voor het laatst heb gezien.
Vreemd, dat ik nu vanaf de laatste keer, dat ik je in de kist heb gezien, reken. Dat telt voor mij nu ook al mee. Ik hoef je niet eens levend te zien om de laatste keer mee te tellen.
Toen je overleed viel mijn pijn mee omdat je toen in ieder geval nog thuis was. Je lag erbij als sneeuwwitje die wakker gekust zou worden door een knappe prinses.

Ik bedacht me op dat moment ook dat als ik je dan niet levend kon hebben ik ook best genoegen kon nemen met jou bij me in een kist want dan was jij er in ieder geval nog. Ik miste dan wel je eeuwige onzinverhalen over helemaal niets, maar ik kon onbeperkt aan je zitten en tegen je praten. Het was dan wel niet beste dat ik kon hebben, want dat is levend, maar het was wel het een na beste.

Gisteren kwam een vriendin langs en die zei " je bent zo sterk." Ik wilde zeggen dat ik zo sterk ben als mijn dunste lievelingswijnglas. Dat als je er een stootje tegenaan geeft dat ie barst. Maar ik zei maar niets want ik heb er geen antwoord op. Behalve dat ik geen andere keuze heb dan door te gaan.

Inmiddels weet ik wel dat ik op de meest rare momenten moet huilen. Als de winkel dicht is of als "mijn" beker in de vaatwasser staat. Zulke kleine dingen monden elke keer uit in huilbuien omdat ik dan de grip op het leven verlies en ik ben al zoveel kwijt geraakt.

Naderhand kan ik dan wel zien dat mijn verdriet niet in verhouding staat met mijn gedrag. Maar hoe kan ik dat uitleggen?

Hoe vertel ik dat ik t liefste al mijn gordijnen dichthoud en dat ik eerst naar buiten kijk of er iemand aankomt en als ik zeker weet dat er niemand is, ik dan het huis pas verlaat. Omdat het prima gaat, zolang niemand vraagt hoe het gaat. Dan kan ik, heel soms, vergeten dat t ongeluk aan mijn deur heeft geklopt.

Maar heel soms zijn er dagen waarop ik me verheug.
Want volgende week kom je eindelijk thuis. Dan kan ik weer tegen je praten, maar de stilte zal oorverdovend zijn. Het is niet het op een na beste maar inmiddels doe ik het ook al wel voor het twee na beste. Jij thuis bij mij.

Vieze koffie en eindelijk thuis

"Het is een zakelijke transactie. Dus als je hier even je handtekening zet." De man van het crematorium duwt papieren onder mijn neus die ik moet tekenen.
Ondanks dat ik deze man weinig empathisch vind is dat ook weleens lekker. Want dan is er in elk geval geen kans dat ik ga huilen van ellende. Momenteel moet ik om alles huilen dus even praktische zaken doen lijkt me heel fijn.

Ik kijk naar de koffie die ik heb gekregen en begrijp opeens waarom ze hier zulke vieze koffie schenken. Zo komen ze aan hun klanten.
Ik zeg het maar niet want de man ziet er niet uit alsof ie het leven grappig vindt. Ik ook niet dus dat hebben we in ieder geval gemeen.

Net als ik denk dat het niet erger kan worden zie ik een bekend gezicht. Nu probeer ik elk oogcontact te vermijden maar het is al te laat. Ze heeft me al gespot en zwaait heel enthousiast. Ik bedenk me dat ik liever ter plekke dood neerval dan een gesprek te moeten voeren met iemand. Daarnaast zie ik de dood momenteel wel zitten, maar ja hij ziet mij niet staan.

"Lang niet gezien." Ze kust mijn wang en ik glimlach voorzichtig. Vaag weet ik wel wie ze is maar niet helemaal. Is er geen etiquette dat mensen hun mond moeten houden in het crematorium?

"Hoe is het met je kinderen? Hoeveel heb je er nog maar?" Zij denkt waarschijnlijk dat ik oma kom ophalen.
Opeens slaat de paniek weer toe. Want zal ik zeggen dat 1 van mijn kinderen in dit tasje zit? Of kan ik beter mijn mond houden. Want als ik drie kinderen zeg moet ik misschien huilen en het is met al een paar uur gelukt om niet mijn oogballen uit mijn kassen te janken.

"Twee" mijn hart beukt door mijn borstkas. Het voelt niet goed Finn niet te noemen maar het leed is al geleden. Ik kan nu niet meer terug.

"Oh, leuk. Hoe oud?" Ik krijg acuut een opvlieger want ik lieg dan misschien wel niet, ik verzwijg wel een belangrijk deel van me.
"22 en 14" ik klem mijn handen iets steviger om het tasje waarin Finn zit te wachten tot we naar huis gaan.
En dat is wat ik ook wil. Eindelijk samen naar huis.
"Ah, leuk. Nakomertje zeker?" Ik knik en kan alleen maar denken dat ik bang ben dat Finn me straks ná gaat komen. Nou ja,dat is dan mooi mijn eigen schuld.

1,2,3 eindelijk naar therapie

In de nacht lopen is heerlijk. Ik kan nadenken over Finn en ik merk dat het me goed doet om na te denken zonder dat anderen iets van me willen of moeten.
En dan na vijftig kilometer wandelen krijg ik een blaar op mijn voet. Ik strompel richting de EHBO.

"Je moet me naar een arts brengen, ik heb een blaar op mijn voet." De man van de verzorging haalt zijn schouders op. Hij heeft al zoveel blaren gezien en is niet onder de indruk.

En zonder dat ik het wil begin ik te huilen. Snot druipt over mijn lip en met geen mogelijkheid ben ik stil te krijgen. De man kijkt me ongemakkelijk aan maar dat interesseert me niets.
Opeens ben ik bang dat er bij mij ook een bacterie in mijn lijf kruipt die me opeet. De paniek vliegt me aan en ik begin te hyperventileren. Nu krijg ik ook al bijna geen lucht meer.

"Je moet de dokter bellen want ik ga dood." De man schudt met zijn hoofd van nee.
" Je gaat niet zomaar dood."
Hij heeft de woorden nog niet uitgesproken of ik begin aan mijn tirade. "Oh nee, jij denkt je niet zomaar dood kan gaan? Hoe kan het dan dat mijn kind dood is?" De man begrijpt er niets van en houdt wijselijk zijn mond. Het lijkt me een verstandig besluit.

" We gaan zo sluiten, als jij niet doorloopt haal je t niet." De man geeft me een glas water aan.
Ik haal mijn schouders op. Wat kan mij die medaille schelen. Ik wil dingen doen zodat ik me weer normaal ga voelen zoals vroeger.

Als ik maar goed genoeg mijn best doe dan staat Finn bij de finish en dan kan ze daarna mee naar huis. En ik doe zo mijn best om alles te doen wat ik eerder ook deed, dus straks komt ze thuis. Ergens weet ik dat ik mezelf voor de gek houd maar ik wil het geloven.
Een andere optie wil ik niet.

Ik voel dat ik kopje onder ga in mijn verdriet. Ik voel dat ik het in dit leven niet ga redden. Maar ook dat ons gezin het niet redt en het schuldgevoel drukt op mijn schouders. We komen hier niet meer ongeschonden uit. Opnieuw begin ik te huilen.

Als mijn tranen gedroogd zijn app ik een vriendin. "Ik heb hulp nodig, ik verdrink in mijn verdriet." Ze appt dat het een goed idee is. Daarna app ik nog met een fijne collega. " hulp is een goed idee." En nu na 6 weken ben ik er aan toe.

Gebroken hart

Gisteren zat ik op de bank te kijken naar mijn nieuwe kitten. Vlak nadat Finn was overleden las ik in een boek dat levende dingen goed voor je zouden zijn. Een plant kon ik niet in leven houden en een kind lukte ook niet maar een kitten zou misschien wel lukken. Tot nu toe leeft de oude kat ook nog dus dat geeft hoop.

Wekenlang vond ik het maar een irritant mormel die alles sloopt maar inmiddels vind ik t een grappig beestje en zijn we aan elkaar gewend geraakt.

Eigenlijk is dit een dag zoals ik hem het liefste zie. Ik ben opgestaan, ik adem nog en heb niet gehuild. Wat al een wonder is want elke keer als ik wakker word is er klein momentje dat ik vergeet dat Finn dood is. Het is de zalig onwetendheid van niet weten. En dan altijd komt er moment dat het kwartje valt dat ze ook vandaag niet terugkomt en dan begint het verdriet weer van voor af aan.

Als Finn nog had geleefd had ik gisteren een perfecte dag gevonden, totdat ik een berichtje van mijn zoon krijg.

"Pas maar op met oversteken. Ik ben geslaagd." En met dat ik de woorden lees moet ik huilen. Huilen omdat ik zo trots ben op deze jongeman maar ook dat ik me zorgen in t voren maak. Als hij zichzelf maar niet doodrijdt. Als hem maar niets overkomt.

Maar het is vooral verdrietig dat Finn niet meer mee kan delen in de nieuwe herinneringen die we maken. Zij had het fantastisch gevonden haar broer te feliciteren met het feit dat hij überhaupt iets kon in zijn leven.

Elke keer als ik denk dat ik dat het weer gaat wordt mijn hart opnieuw gebroken. En ik realiseer me dat dit nu mijn nieuwe leven is. Elke nieuwe dag wordt mijn hart opnieuw gebroken en elke dag moet ik hem proberen zelf weer te lijmen.

Dansen

Het is tien uur in de avond als een vriend een bericht stuurt. Ik pak mijn telefoon en lees zijn appje.
" Morgen gaan we uit. Trek iets leuks aan." Ik wis het bericht en smijt mijn telefoon aan de kant.
Ergens in mijn hoofd is er een herinnering van vòòr Finns overlijden waarin ik iets doen leuk vond maar dat voel ik allang niet meer.

Ik heb dit leven, waarin niets gebeurt en mijn kinderen niets kan overkomen, helemaal omarmd. Laten we maar veilig thuis blijven.

Ik heb namelijk nergens zin in. Niet in eten, niet in praten en al helemaal niet in uitgaan. Ik wil gewoon wachten op mijn dood.

Drie seconden later gaat mijn telefoon. Nu moet ik wel opstaan want mijn telefoon ligt aan de andere kant van de bank.
"Het was geen vraag, je gaat mee. De bank heb je genoeg gezien." Ik luister maar zeg niets. Ik kijk naar mijn joggingbroek die ik al drie dagen aan heb en zeg dan toe.

Ik heb dus zelfs na het overlijden van Finn nog geen eigen persoonlijkheid opgebouwd. Ik zeg maar ja omdat ik niet alleen achter wil blijven. Hoe sneu is dat?

De volgende avond zijn we op een plek waar ik vroeger graag kwam maar waarvan ik nu niet meer weet wat ik doe.
De muziek is hard, ik ben moe en Finn woont in mijn hoofd. Er is geen seconde dat ik niet aan haar denk.

Het voelt alsof ik twee verschillende personen ben. Ik hoor mezelf lachen tegen de vriend maar het is alsof dat iemand anders is.
Alsof ik heb geleerd hoe ik me moet gedragen en ik de hoofdrolspeler ben in een toneelstuk waaraan ik niet mee wil doen.
Ik raak in paniek van de drukte en wil naar huis.

"Je moet water drinken." Hij lacht en ik weet dat hij t goed bedoelt. Net als iedereen. Iedereen bedoelt het goed. En opeens weet ik wat het gevoel is dat ik al zeven weken mee draag. Ik ben de regie over mijn leven kwijt.

Wat eet je weinig. Je ziet er moe uit. Neem therapie, maar niet deze. Ga naar buiten. Je bent wel dun geworden." Iedereen beslist over mij behalve ikzelf.

Dan bedenk ik me als ik dan toch de hoofdrol moet spelen ik ook mijn eigen einde wil kiezen.
"Ik wil geen water. Daar neuken de vissen in. Ik wil  gewoon naar huis." En het voelt bevrijdend om eindelijk een keer iets te doen wat ik wil.

Altijd jouw naam

"Fijn dat je bent. Wil je iets drinken?" De dokter kijkt me aan.
"Koffie, chocolademelk?" Mijn lichaam wil chocolademelk maar omdat ik bang ben misselijk te worden neem ik water. Bovendien vindt zij het fijn om mij te zien. Dat gevoel is niet wederzijds. Ik had haar liever niet leren kennen.

"We hadden het met je te doen want zo snel als dit ging." De arts gaat zitten en schuift haar stoel aan.
"We hebben haar zelfs voor je gewassen op de ic omdat we iets wilden doen."
De arts kijkt me aan en ik weet dat ze op een antwoord wacht.

Ik neem een slok water om tijd te rekken maar net als ik het door wil slikken verslik ik me.
Nou ja, als ik bijna dood wil gaan is dit de juiste plek en als ze me niet kunnen redden ben ik bij Finn. Het is een win/win situatie.

Hoestend stel ik de enige vraag waar ik antwoord op wil hebben, want waar heb ik gefaald als moeder en hoe kan dit ongedaan gemaakt worden.

" Je had niets kunnen doen. Dit ziektebeeld is zo zeldzaam en in al mijn jaren als arts heb ik dit nog nooit gezien." Ik adem uit en opeens voel ik me iets beter. Ergens in mijn onderbewuste vond ik dat ik het beter had moeten doen.

" Dat brengt me wel op het volgende. We willen graag over Finns casus schrijven en het vertellen op de artsenconferentie. Vind je dat goed? Uiteraard is het anoniem."

Ik knik met mijn hoofd. Ik vind alles goed in dit leven want niets boeit me nog. Bovendien ben ik deze artsen en andere medische mensen zo dankbaar omdat zij alles hebben gedaan om Finn te redden. Iedereen heeft het juiste gedaan alleen wil ik de uitkomst niet.
Daarnaast houdt Finn wel van wat aandacht dus in haar naam wil ik dit zeker wel doen.

Ze schuift een formulier onder mijn neus.
" Als je hier even wilt tekenen, dat je ermee akkoord gaat." Ik lees het vluchtig door en schud mijn hoofd. Alles in mijn lijf wil dit niet tekenen.

" Als je niet wilt is het ook goed hoor. Jij beslist" Ze wil het formulier terugpakken maar ik leg snel mijn hand erop.

" Het mag wel op een voorwaarde. Noem in ieder geval 1 keer haar naam als ze besproken wordt, want voor jou is ze interessante casus, voor mij is meer dan dat, voor mij is ze altijd kind. En haar naam moet worden genoemd."

Weglopen van mijn problemen

"Ga maar zitten." De therapeut wijst naar een stoel in een verder vrij lege kamer.

"Mag ik wel aan de overkant zitten?" Alles in mij voelt dat ik niet met mijn rug naar de deur wil zitten.*

"Doe waar jij je goed bij voelt." zegt de man vriendelijk. Een moe gevoel overvalt me. Opeens weet ik weer waarom ik zo'n weerstand voel om hierheen te gaan. Ik haat dat toontje van 'alles wat jij wilt is goed.' Ik weet dat deze man daar niets aan kan doen maar hoe moet ik in hemelsnaam weten hoe het met me gaat?

Bovendien voel ik me nooit meer echt goed. Niet zoals voor vorig jaar. Ik merk dat ik nu vooral behoefte heb aan duidelijkheid. Iemand die me de weg wijst door dit doolhof van gevoelens. Als ik nu zou doen waar ik zin in had dan weet ik niet of het überhaupt nog goedkomt in dit leven.

"Weet je waar ik me goed bij voel?" Ik hoor de scherpte in mijn stem. Het is iets dat ik eerder nooit had. Er bestaat in mij een Chantal die ik niet goed ken en die ik ook niet leuk vind. 

"Ik voel me goed bij weglopen van huis en iedereen achterlaten. Of bungeejumpen van de hoogste brug die bestaat. En ik wil met de eerste aantrekkelijke man mee naar huis gaan om seks te hebben. Het gevoel hebben ik dat ik leef en dat ik iets voel." Terwijl ik het zeg wil ik dat ik mijn mond had gehouden maar de man is niet geërgerd over mijn toon of mijn boze bui.

Met terugwerkende kracht voel ik mijn respect naar hem groeien.

Oh ja, en ik haat het ook dat ik  jaloers ben op iedereen die al zijn kinderen nog heeft en geen oog heeft voor dat geluk." Opeens ben ik het spuugzat en ik wil dat deze man net zo boos is als ik ben.

"Ik probeer mijn leven op te pakken maar het voelt alsof ik voor het eerst op de aarde ben en ik haat het." Ik haat dat mensen me niet vragen hoe het gaat maar liever omlopen als ze me zien. En dat ik me door God verlaten alleen voel."  Ik kijk de man afwachtend aan. Hij klapt kort in zijn handen.

"Chantal, van mij mag je dat allemaal doen hé? Ik houd je niet tegen. Leef je uit. Vrij, loop weg of sla je huis kort en klein. Maar weet wel dat waar je ook van wegloopt je neemt jezelf altijd mee. Dus het zal je niets helpen." 

Ik adem uit. Dat was ik dus vergeten. Ik neem mezelf mijn leven lang mee.

 

Iets leuks doen

"We gaan iets doen." ik lees het bericht en mijn lijf heeft voordat ik het hele bericht heb gelezen al geen zin. Ik wil niets doen maar gewoon tot mijn dood op de bank blijven zitten.

"Ik wil niets leuks doen" app ik terug. Hij kan prima met andere mensen dingen doen want er is weinig te missen in het leven en dat wat ik mis krijg ik nooit meer terug. Bovendien hoe leuk ben ik zelf nog?

"Ik zei ook niet dat we iets leuks gingen doen. Ik zei dat we iets gingen doen." En ondanks dat ik het niet wil moet ik glimlachen. Het is fijn om mensen om me heen te hebben die op een normale manier met me omgaan. Die er niet vanuit gaan dat ik elk moment ter aarde stort of in snikken uitbarst.

"Zorg gewoon dat je om drie uur in Amsterdam bent." stuurt hij als toevoeging.

Een zanger zong eens dat er ieder half uur bussen naar een ander leven gaan. En dat ik nu met de trein ga vind ik troostend. Het zal me in ieder geval ver weg van huis brengen en anders kan ik in plaats van in de trein er altijd nog onder gaan liggen.

Aangekomen in Amsterdam kust mijn vriend mijn wang. Sinds de crematie hebben we elkaar niet meer gezien en het is fijn hem weer te zien. Er zijn weinig mensen bij wie ik zo weinig hoef te zeggen en me zo begrepen voel.

" We gaan naar het museum van de dood." Hij lacht naar me en ik moet glimlachen om de absurditeit van dit uitje. Maar vooral om het feit dat hij nog weet wat ik voor het overlijden van Finn graag deed.

"Chantal, ik vroeg je niet mee omdat ik wil dat je weer je de gelukkige Chantal bent. Dat interesseert me niet. Ik vond je toen leuk en hoe je nu bent ook. Maar ik denk ook dat je ongelukkig dingen kunt ondernemen."

Het klinkt plausibel. Gewoon iets doen om het doen.

"Maar ik neem je vooral mee omdat ik je nu al 1x zag glimlachen. En heel misschien aan het einde van deze dag heb je een halve seconde niet aan Finn gedacht. En dat is pure winst." Hij lacht en opeens realiseer ik me dat ik daarom van hem houd. Hij laat me klein behapbaar stukje richting de toekomst zien.

Geen grote dromen gewoon een halve seconde en 1 glimlachje. Dat is alles.
En vandaag denk ik opeens " Ja, dat is misschien best haalbaar."

.

Weglopen van huis

"Wat gaan we doen?” De therapeut kijkt me aan. Om eerlijk te zijn wist ik niet dat ik iets moest voorbereiden en aangezien mijn hoofd niets weet besluit ik te zwijgen. “Ik werk alleen met dingen die jij me aanreikt." De man lijkt niet geïrriteerd door mijn zwijgzaamheid maar blijft me rustig aankijken. Ik voel hoe ik in paniek raak want waarom wist ik niet dat ik huiswerk had?

“Vertel anders hoe je je dagen inricht.” Hij knikt me bemoedigend toe. “Ik wandel veel.” Plots word ik onzeker want ik doe niet zoveel. Ik probeer wat te lezen en knuffel met de katten. “Ik wil soms dat mensen anders op me reageren.” zeg ik en ik ben trots dat ik een idee heb om te bespreken. De man schrijft wat op in zijn schriftje en ik weet zeker dat hij nu ook blij is. “ Mensen doen wat ze willen en jij kunt niet alles krijgen wat je wilt." De tranen schieten in mijn ogen bij zijn antwoord. Ik wil niet alles. Ik wil alleen Finn terug.

“Bovendien heeft weglopen van je problemen geen zin.” Ik schrik van zijn reactie. Want schijnbaar kan ik niets in dit leven. Ik kan geen plezier maken, ik ben niet gelukkig en schijnbaar rouw ik ook al niet goed. Het zweet breekt me uit van ellende.

Hoe leg ik aan deze man uit dat ik al weken het idee heb dat Finn niet echt dood is. Ik weet wel dat ze niet terugkomt maar ik ben steeds bang dat mensen er achter komen dat ik alles verzonnen heb en dat ik naar de GGZ moet omdat ik doorgedraaid ben.

Of hoe leg ik uit dat ik het liefst de urn wil oppakken en tegen de muur wil gooien. Dat ik hoop dat hij dan uit elkaar barst en dat alle as dan over mijn vloer ligt.

En hoe vertel ik hem dat ik de hele dag niet hoef te huilen maar dat ik elke keer als ik mijn mail open ik in tranen uitbarst omdat er nog een kortingscode mail instaat waarmee ik voor Finn iets leuks zou kopen. En dat ik wil hem wissen maar dat ik bang ben dat ik haar dan ook uit mijn leven wis. Ik weet gewoon dat hij het niet begrijpt. Maar ja, hoe kan hij mij begrijpen als ik mezelf niet snap. " Ik weet al wat we gaan doen." Eindelijk weet ik het. De man kijkt me hoopvol aan. " Ik ga weglopen naar huis." Ik pak mijn jas op en loop zonder om te kijken weg.

Altijd huilen

" Heb je antibiotica ingenomen?" De tandarts kijkt me vragend aan.
Ik klem mijn kaken stevig dicht. Sinds Finn overleden is dit een nare gewoonte geworden om niet te hoeven huilen.
Ik knik met mijn hoofd want ik weet dat als ik iets zeg ik verloren ben. Dan komt er een oase aan tranen tevoorschijn waarmee ik de droogte van de Sahara kan oplossen.
Het komt nu al niet meer goed met mijn gezin maar als ik er aan denk dat ik doodga in de tandartsstoel dan al helemaal niet meer. Wat er ook gebeurt, huilen en dood gaan is nu even geen optie.

" De kans dat er iets gebeurt is echt heel klein maar we doen het voor de zekerheid." De vrouw probeert me gerust te stellen maar juist daardoor raak ik paniek. De achteloos waarmee ze het zegt irriteert me.
De kans dat Finn zou overlijden was namelijk ook nihil.

Plots voel ik dat er geen houden meer aan is. Tranen stromen over mijn wangen en met mijn mouw veeg ik het snot weg. Nu heb ik ook nog een natte arm waardoor ik daar om moet huilen.

De tandarts wacht geduldig tot ik uitgehuild ben en begint dan met de behandeling. Ze babbelt iets onbenulligs over het weer en ik voel mezelf weer rustig worden. Laat haar maar lekker vertellen over dingen die me niets interesseren. Het leidt in ieder geval af.

Als ik klaar ben loop ik met betraande ogen de volle wachtkamer in. Op het eerste oog zitten er allemaal ogenschijnlijk gelukkige gezinnen en de moed zakt me in de schoenen. Inmiddels heb ik geaccepteerd dat ik om alles moet huilen ook als er veel mensen bij zijn.

Opeens zie ik in waarom de therapeut het fout had.
Ik hoef niet met mijn verdriet te zitten. Elke dag opnieuw komt het verdriet mijn leven in wandelen vermomd als mijn beste vriend die ik even niet wil zien.

Dagelijks laat verdriet mij voelen wat ik allemaal mis
Zo zal ze zal nooit meer bij de 4 mijl staan te juichen. En is ze over twee weken niet aanwezig bij de verjaardag van haar kleine zusje. En elk appje dat ik haar stuur heeft maar één vinkje.

Ik moet elke dag opnieuw beginnen zonder Finn. Daarvoor hoef ik niet thuis te zitten met mijn verdriet want het verdriet loopt gewoon achter me aan en houdt stevig mijn hand vast.

12 weken zonder jou

"Heb je er zin in?" Het kind en ik zitten in de auto op weg naar ponykamp. Het is vragen naar de bekende weg want alles wat met paarden te maken heeft is haar lust en haar leven.

" Voor je het vergeet, ik haal je dinsdag op om naar het ziekenhuis te gaan. Vind je dat spannend?"
Vanuit mijn ooghoek zie ik dat ze knikt.

"Om eerlijk te zijn vind ik het ook spannend maar ze moeten onderzoek doen over Finn enzo"
Ze zucht en peutert aan haar nagels. Iets dat ze vaak doet als ze nerveus is en wat ik irritant vind.

"Wat als ik straks nooit meer mag paardrijden want Voltige is een contactsport." Ik zucht uit en geef geen antwoord. Want wat moet ik zeggen?

Ik zie dat ze wil gaan huilen en nu moet ik ook huilen.Ik verloor niet alleen mijn kind maar ook mijn baan, mijn gezin en bovendien de hele persoon die ik ooit was. Sommige dagen gaan soepeler dan de ander. En deze gaat behoorlijk stroef.

Opeens realiseer ik me dat ik hier al die jaren bang voor ben geweest. Ik doe altijd maar wat en tot Finn overleed kwam ik er mee weg. Nu heeft ze me betrapt dat ik ook maar een mens met tekortkomingen ben. Dit verdriet kan niet worden opgelost met een kusje en een pleister.

" Ik weet veel dingen niet. Maar wat de arts ook zegt, jij mag blijven paardrijden. Want mama weet wel dat je het leven sowieso niet overleeft. En dat als je niets meer mag doen wat jou plezier geeft het leven weinig zin heeft. "

Ze zucht opgelucht uit en bij de manege aangekomen stormt ze de auto uit.
"Kus?" Ze draait met haar ogen maar geeft me dan toch een zoen.

Ik kijk haar helemaal na tot ze bij haar vrienden is en heel even flitst door mn hoofd dat dit misschien de laatste keer is dat ik haar zie. De kus heb ik al gekregen maar ook al zou ik een pleister hebben, deze angst wordt niet meer opgelost.

Nooit meer lekkere taart

Slaperig sluip ik naar de puber haar kamer. In het voorbij gaan zie ik dat de klok half zeven aangeeft.

" Gefeliciteerd lieverd." Ik zeg de woorden met een brok in mijn keel. Op je 15e heb je duizend wensen en allemaal kunnen ze nog uitkomen want er ligt nog een leven voor je.
Maar het enige dat ze echt wenst kan ik haar niet geven. Want waar we eerst nog het spel speelden dat Finn terug zou komen is nu wel duidelijk dat,dat niet gaat gebeuren.

De puber duikt half geïrriteerd onder de dekens. Of dat komt omdat ik in een onderbroek en hemdje voor haar sta te zingen of omdat het zo tyfusvroeg is blijft onduidelijk. Waarschijnlijk is het een combinatie van beide.

"Kijk, hier is je kadootje." Ze pakt het uit en ze ziet er blij uit. Ik zou alles in de wereld voor haar willen kopen als ze zich maar gelukkig genoeg zou voelen maar ik weet ook dat dat, dat niet meer gaat. Ik kan er hooguit voor zorgen dat ze niet doodongelukkig is.

"Kijk, ik heb ook taartjes voor je gebakken." Blij staar ik naar de half mislukte dino kwarktaartjes. De puber probeert enthousiast te reageren naar beiden we weten dat het in het niet valt bij wat we ooit hadden.

Want waar ik van koken houd, heb ik een gruwelijke hekel aan bakken. Daarvoor hadden we Finn.
Bij elke verjaardag maakte ze de mooiste taarten. Chocolade, marsepein, drie of zeven laagjes. Finn kon het allemaal en bijna alles was even lekker.

" We gaan er een leuke dag van maken." Ik kus haar op haar hoofd en snel gooit ze de deken over zich heen.

Ik bedenk me dat ik me dankbaar voel dat ik haar heb. Misschien heb ik dat in al die andere veertien jaar niet zo gewaardeerd als nu. Misschien als Finn niet was overleden had ik dit gevoel, dat het leven kostbaarder is dan zuiver goud, niet gehad.

Opeens bedenk ik me dat ik midden in een orkaan zit en dat ik niets hoef te doen om het op te lossen. Troost daalt over me neer.

Uiteindelijk zal het wel zachter gaan waaien en misschien krijgen we ooit een zacht lente briesje.
Dit zijn gouden dagen met een zwart randje.

Ploeteren door de modder

 

"Liefjes,andere ouders gaan met hun kind naar de dierentuin maar ik ga met jullie naar het ziekenhuis." Met humor probeer ik mijn eigen angst in toom te houden.

Ondertussen kijk ik door de achteruitkijkspiegel naar de kinderen. Heel even schiet er door mijn hoofd dat ik ooit drie kinderen achterin had zitten maar inmiddels begint mijn brein eraan te wennen dat het er nu twee zijn. Jammer dat mijn hart nog niet zover is.

Ik voel dat de jongste met haar been aan het trillen is. Een irritant getik tegen de achterkant van mijn autostoel.

"Ben je nerveus?" Terwijl ik de vraag stel zie ik snel haar gezicht betrekken tot standje onweer.

" Ik doe dat altijd. Ik ben niet zenuwachtig." Haar stem klinkt geïrriteerd en ik besluit me op de weg te concentreren. Het is de moeite van de discussie niet waard want iedereen in het gezin doet al maanden zijn best maar het voelt alsof we in de Groningse klei aan het ploegen zijn.

Even later zitten we in de spreekkamer. De arts praat, vertelt wat ze gaat doen en zegt dan dat ze denkt dat de jongste en ik ook een variant van Finns ziekte hebben. "Als jij nu even een echo laat maken?" Ze knikt naar me.

Het flitst door mijn hoofd dat ik nog een kind kan verliezen.Net op tijd kan ik een neiging tot kokhalzen onderdrukken. Gewoon blijven zitten en ademen is tot nu toe de beste oplossing gegebleken.

Later lig ik toch nog met onbloot bovenlijf op een tafel. Deze arts ken ik nog van jaren geleden en ik heb veel sympathie voor deze man. Het voelt alsof ik al mijn hoop op een gezond lichaam bij hem heb neergelegd.

" Kun je niet iets zeggen over mijn hart?" Ik klink als een dreinend kind terwijl ik mijn bh weer aan trek. Hij negeert mijn zeurende toon.

"Je weet dat ik dat niet mag doen." Hij tikt door op zijn computer en gelijk ben ik chagrijnig.

Ik ben moe en uitgewacht. Bovendien snak ik naar goed nieuws. Ik loop weer terug naar de kinderen die keurig zitten te wachten in de spreekkamer. 

" Ik vermoed dat je zoon het niet heeft." De dokter glimlacht.

Opgelucht ga ik weer tussen de kinderen in zitten. Dit is precies wat ik wilde. Hoop en een beetje goed nieuws.

Morgen wordt het beter

"Wat goed dat je weer gaat werken en dat je aan het sporten bent." De man slaat hard op mijn schouder. Van schrik doe ik een stap achteruit. Sinds Finns overlijden wil ik vooral dat mensen me loslaten omdat ik niet vastgehouden wil worden.

Ik knik mijn hoofd naar de man want wat moet ik anders doen? Binnen in mij is het leger dan mijn bankrekening na de nota van de begrafenisondernemer.

Stiekem baal ik dat ik hem tegen ben gekomen in de sportschool want toen Finn overleed en ik van dokter moest gaan sporten ben ik expres van sportschool gewisseld zodat niemand me hier zou kennen. En tot vandaag werkte het prima om iedereen op afstand te houden.

En zo richt ik mijn leven in. Ik wil graag onbekende mensen ontmoeten want die praten graag over zichzelf en dat leidt me af van hoe kut ik me elke dag voel. Zo heb ik wallen tot aan mijn kin en moet ik elke avond wel een keer of tien huilen. Je kunt wel stellen dat rouw me recht in mn gezicht aan kijkt en me keihard uitlacht.

Het zijn dagen waarin ik mijn levenslust voel afnemen en waarin ik me vaker dan me lief is verlang naar een eeuwigdurende rust.

Want hoe leg ik uit dat t overdag best wel gaat maar dat ik een constant gevoel van heimwee heb?
Dat ik midden in een gesprek opeens flashbacks heb van mezelf met Finn in het mortuarium of dat ik het verhaal van Finns overlijden zo vaak heb verteld dat het niet meer van mij voelt. Het voelt als een generale repetitie.

Tot vorige week dacht ik dat morgen wel een betere dag zou zijn, maar elke keer blijkt morgen weer een dag verder weg van het nu. En helaas ook een dag verder weg van Finn.

Catch 22

“Gecondoleerd met het verlies van Finn.” De man knikt me toe. Ik laat me op de stoel zakken en voel hoe moe ik ben. 

Dat ik constant bekaf ben is iets dat ik niet had voorzien toen ik de wereld van rouw binnenstapte. Het is alsof elke handeling duizend keer meer energie kost.

Ik moet namelijk de hele dag mijn impulsen onder controle houden. Niet onder de trein springen, niet schreeuwen tegen buren die er niets aan kunnen doen. En geen kattige opmerkingen maken tegen mensen die er niets van snappen.

“We hebben een probleem. Ik heb een handtekening nodig.” De man houdt een papier onder mijn neus dat ik moet ondertekenen. Ik houd mijn hand op zodat hij me een pen kan geven want dit lijkt me oplosbaar. Als de man mij een pen leent krabbel ik mijn handtekening.

“Nee, ik heb een handtekening van Finn nodig.”Nu zie ik gelijk ook waar zijn probleem over gaat want dit lijkt me onmogelijk.
In mijn hoofd zie ik mijn hand op de koude hand van Finn in de kist. Hard bijt ik op mijn lip. Vandaag heb ik geen zin om te huilen en al helemaal niet hier.

“U weet wel dat ik u een overlijdensakte heb gegeven he?” Ik hoor de scherpte in mijn stem. Ik voel ook dat als deze man nog een vraag gaat stellen, ik hem verbaal verscheur. Dat ik in staat ben de urn op te halen en al het as op zijn buro te flikkeren. 

Hij knikt zijn hoofd. “Een overlijdensakte is geen handtekening. Dit is het protocol.” Ik moet bijna lachen omdat het voelt alsof ik een slechte film zit. Ik wil tegen hem schreeuwen dat hij ook zelf na kan denken maar ik houd me in.
Hier bestaat tegenwoordig mijn leven uit. Mezelf beheersen in een wereld die onbeheersbaar lijkt. 

Ik ga staan en loop naar de uitgang. Ik verlang er naar om uren te gaan lopen in de kou. Alles beter dan hier te zijn.
"U heeft inderdaad een probleem" zeg ik en
dat ik hierbij niet aan de handtekening denk houd ik maar voor mezelf.

“Finn blijft leven in ons systeem. En dan moet u gewoon blijven betalen” roept hij me na. Het klinkt als een dreigement.

Om eerlijk te zijn lijkt me dat een heerlijk idee. Finn blijft eeuwig ergens in een systeem gewoon doorleven. En daar betaal ik met alle liefde voor.

Op zoek naar licht 

" Hoe gaat het met je?" Ze lacht begripvol naar me. Ik weet al wat ze wil horen. Ze wil dat het goed met me gaat. Of in ieder geval beter dan vorige week. Maar ik ben geenzins van plan haar iets tegemoet te komen want de waarheid is dat ik me heel erg kut voel.

Een hardnekkige hoofdpijn bonst tegen de achterkant van mijn hoofd aan, want wat moet ik zeggen?
Inmiddels stel ik gewoon een wedervraag omdat ik hoop dat ze over zichzelf zal praten.

Want hoe leg ik uit dat als ik Finn drie seconden uit mijn gedachten ban, ze daarna dubbel zo hard terugkomt.

Dan ben ik in gesprek en zonder aankondiging zie ik haar halfnaakt voor me in het mortuarium. Of dan mis de aanblik van haar lange lichaam die nog zoveel meisje was en toch ook al een vrouw.

De laatste weken gaan sowieso moeizaam. Alsof nu pas het besef indaalt dat Finn nooit meer terugkomt. En nooit voelt dan zo verschrikkelijk lang dat ik er bang van word.

Mensen zeggen vaak dat ze een hoge pijngrens hebben maar ik niet. Ik wil pijn te allen tijde vermijden en nu heb ik de hele dag zoveel pijn dat ik er misselijk van ben. Ik wil alles doen om maar een einde te maken aan de pijn die ik binnen in me voel.

En ik ben ook bang mezelf. Voor woede die in me woont. Dan wil ik opeens mijn nieuwe vaas tegen de muur gooien en mezelf open snijden aan de scherven. Of de urn stuk slaan. Alles beter dan deze pijn die me uit mijn slaapt houdt en me helemaal gek maakt.

Het voelt alsof ik blind in een donkere gangenstelsel loop en nergens een uitgang kan vinden.

" Weet je Chantal, in het donker van vandaag ligt het begin van het licht van morgen.” Ze lacht naar me. Ik herken gelijk de filosoof die ze losjes citeert. Ik ben er geen fan van maar houd mijn mond.

Ik knik alleen maar met mijn hoofd en kan alleen maar denken dat het dan fucking wel eens tijd wordt dat iemand dat lichtje dan voor me aan doet.

Nieuwe kutdag

"Goed je weer te zien." Mijn vriendin geeft een me een beker cappuccino aan. 

Vandaag haalt ze me op om iets te doen. Ze vroeg niet of ik daar zin of tijd voor had. Ze appt gewoon dat ze er zou zijn. 

"Ik wil vragen hoe het met je gaat. Eigenlijk niet, maar ik bedoel het goed." Haar stem slaat over en ik realiseer me dat ik fijne mensen om me heen heb.

Ik glimlach want voordat Finn overleed wist ik precies hoe ik me voelde. Nu ben ik eerder een tikkende tijdbom en kan mijn humeur binnen drie seconden omslaan.

We stappen de auto in en ze neemt me mee naar een plek waar ik nog nooit ben geweest. Mijn oog valt gelijk op een schattig gezin dat er ook is.  Ik probeer er niet naar te kijken maar hoe meer ik mijn best doe het te negeren hoe meer mijn blik er naar toe getrokken wordt en ook hoe meer ik me erger.

Want elk gezin brengt me op de enige vraag die me bezig houdt. 

Was Finn gelukkig? 

De hoofdpijn, die mijn vaste vriend is geworden, zeurt zacht tegen mijn schedel aan. Ik probeer mezelf moed in te spreken maar het lukt nauwelijks.

Na een paar uur voelt het alsof mijn hoofd van mijn romp valt en besluiten we naar huis te gaan. Daar waar niets me kan overkomen en waar alles lekker veilig is, daar wil ik het liefste zijn.

's Avonds thuis aangekomen krijg ik een hele rits foto's van Finn. Heel even komt ze weer tot leven op mijn scherm. Een misselijk gevoel overvalt me en net op tijd bereik ik de wc. Mijn avondeten spuug ik weer uit.

En dan is er weer het besef dat ze echt dood is. De hoofdpijn die eerst alleen achter in mijn hoofd zat bonkt nu door mijn lichaam heen.

Uitgeput loop ik terug naar de bank. Waarom voel ik me zo slecht en waarom praat niemand erover dat rouw een heel leven overneemt. En waarom zegt niemand in mijn omgeving hier iets over tegen me? Al die kutdagen om door te komen en wat voelt deze reis verschrikkelijk eenzaam. Diegene die de foto's appt, appt zonder dat ik erom vraag, dat ze Finn altijd een gelukkig kind vond. 

Ik adem uit en bedenk me dat dit precies is wat ik even nodig had. Een antwoord op de vraag die ik al zolang heb. Nu heb ik net genoeg moed voor weer een nieuwe kutdag.

 

 



Liefde in zijn puurste vorm

"Door Finn durf ik mijn kinderen niet meer alleen thuis te laten." Mijn vriendin zegt de woorden en kijkt me verslagen aan.

Nu zou ik kunnen zeggen dat Finn gewoon pech heeft gehad en dat de kans bijna nihil is dat iemand anders dit overkomt, maar zij is niet de eerste die dat zegt.
Het is een zin die ik meerdere keren heb gehoord.

Het is gek dat andere mensen hun grootste nachtmerrie,mijn werkelijkheid is.

Maar het voelt ook kwetsbaar.

Zo kwam mijn vriendin inclusief nieuwe baby bij me op bezoek. En waar ik normaal gek ben op baby's zat ik nu stil op een stoel. Bang dat de baby dood zou gaan als ik zou bewegen.

Want ik denk dat zij denkt dat ik een slechte moeder ben. Want ik ben toch de moeder die op vakantie ging en haar stervende kind achterliet.

Ergens weet ik wel dat zij dat niet denkt maar ik weet niet meer wie ik zelf ben, dus twijfel ik de hele dag aan alles.Houd ik van musea? Ga ik graag sporten? Welke boeken las ik vroeger altijd. Gek word ik van mezelf.

Toen Finn werd geboren heb ik altijd geprobeerd haar overal tegen te beschermen,iets dat ze zeker niet waardeerde, en ergens vind ik het troostend dat ik haar geboren heb zien worden maar haar ook heb zien sterven.

En al had ik dat liever niet meegemaakt maar dat zij niet zal meemaken dat ik ga sterven geeft troost.
Dat verdriet is haar in ieder geval bespaard gebleven. En pas nu ik weet hoeveel pijn rouw doet ben ik blij dat ze dat niet meemaakt.

Misschien is dit liefde in zijn puurste vorm. Dat ik haar, haar hele leven heb beschermd tegen het lijden van het leven.

Maar God, wat mis ik haar. En wat zou ik zo graag nog even tegen haar zeggen dat ik mijn levenlang aan alles heb getwijfeld behalve aan het feit dat ik blij ben dat ik haar moeder mag zijn.

Mensen om te onthouden

"Wat fijn jou weer te zien." Mijn collega komt op me af gelopen en knuffelt me zacht.

"Ik zie je net lopen en ik twijfel of ik naar je toe zal gaan maar ik wil het toch doen." Ze zegt het en de tranen springen in mijn ogen bij het idee dat ze over zichzelf heen is gestapt om mij te begroeten.

Ik waardeer het vooral omdat ik, met het schaamrood op mijn kaken, moet bekennen dat ik ook voor mezelf weggelopen zou zijn.

Ergens is fijn om weer aan het werk te zijn. Want ik verloor niet alleen Finn en mijn gezin, maar tegelijkertijd ook mijn baan. Mijn werkgever van destijds zag het niet met me zitten.

In de waan van die hectische dagen was dat wel het laatste waar ik me zorgen over maakte maar dat deze baan nu op pad komt voelt ergens alsof het leven me ook iets anders gunt dan al deze pech.

En overdag lukt het prima om Finn even naar de achterkant van mijn hoofd te plaatsen. Heel even mag ik iemand anders dan de moeder van Finn, het overleden kind, zijn.

Maar in de nacht komen de demonen dubbel zo hard terug. Want elke nacht droom ik dat ik Finn tegenkom en haar vraag of ze terug wil komen. En als ik dan aan haar vraag of ze ons niet mist zegt ze dat, dat absoluut niet het geval is.

Dan schrik ik totaal overstuur wakker. Dan probeer ik van ellende maar gewoon wakker te blijven tot de wekker gaat waarna ik kapotmoe op mijn werk verschijn. Het is een vicieuze cirkel waar ik niet uitkom.

Al maanden ben ik bang dat anderen Finn vergeten, maar, daaronder, diep in mijn hart zit mijn eigen grootste angst.

Dat als ik met pijn en moeite een stukje van mijn eigen leven oppak,ik in de waan van alle dag zelf vergeet dat Finn ooit heeft bestaan.